“Hebben jullie anders zin om mee te gaan op een wandelvakantie in de Balkan?” Een jaar geleden, tijdens een mooie zomeravond bij de Kasteeltuinconcerten in Helmond, vertelde een bevriend stel over hun plannen om naar de Balkan te gaan en daar de Peaks of the Balkans Trail te lopen. Tien dagen wandelen, ruim 190 kilometer in totaal. Er waren al de nodige speciaal biertjes in het spel, dus hun enthousiasme werkte aanstekelijk. Wandelen is super leuk en dat doen we allemaal graag. Die avond werd het zaadje geplant in ons hoofd en nu, ruim een jaar later, kunnen we toch mooi zeggen: “We hebben de Peaks of the Balkans Trail gelopen (goed, op twee dagen na dan)”.
Wat dus begon als geinige vraag, werd gedurende het jaar steeds serieuzer. Na een aantal maanden nadenken, besloten we het avontuur aan te gaan: lekker wandelen in de Balkan! Vliegtickets werden gekocht en voor de eerste overnachtingen daar boekten we een guesthouse. Wandelschoenen hadden we al, net als een wandelbroek- en shirts en het oefenen ging ook vrij gemakkelijk. Gemiddeld liepen we 20 kilometer tijdens het trainen, met een kleine rugzak op als ‘bepakking’. Ik begon me in te lezen in de route: de trail loopt door Montenegro, Albanië en Kosovo en komt voornamelijk langs weinig bevolkte gebieden, met al helemaal geen winkels, banken en vaak ook geen bereik met je telefoon.


Een voorbereid mens telt voor twee
Back to basic dus. Ik kocht zelfs een waterfilter waarmee je water uit de rivieren kunt filteren zodat het drinkwater wordt. Erg profi vond ik zelf. Wandelstokken konden we lenen, want die heb ik zelf niet en ik had er ook nog nooit mee gelopen voor deze vakantie (was achteraf gezien best handig geweest om eens mee te oefenen). Op het laatste moment ook nog een backpack aangeschaft waar niet al te veel in kon, want hoe meer erin kan, hoe meer er mee gaat, weet ik uit ervaring. De camelbag, noten, gedroogd fruit, Dextro, EHBO-set, panterslippers (hoogtepuntje!), wandelsokken, vloeibaar wasmiddel, poncho, softshell, muts en pet waren niet weg te denken uit de backpack en zijn ook veelvuldig gebruikt.



Drie landen, tien etappes
Halverwege juli kon de tocht beginnen, met vijf man (twee vrouwen en drie mannen) gingen we ervoor. De Peaks of the Balkan Trail is door een Duitse organisatie ontwikkeld, samen met nationale en lokale organisaties om het lokale toerisme in Montenegro, Albanië en Kosovo wat aan te laten trekken. Je kunt op tien verschillende punten starten op de route, omdat je in een rondje loopt. We hadden een boekje mee waarin de route staat en onderweg is de trail gemarkeerd met rood/witte cirkels of vlaggen. Maar een extra offline-kaart-app op je telefoon is geen overbodige luxe, aangezien je toch wel eens wat markeringen over het hoofd kunt zien…
Onze route startte in Plav, Montenegro. We vlogen op de hoofdstad Podgorica en namen vanaf daar de bus richting Plav. Ruim vier uur lang kwamen de eerste bergachtige landschappen al voorbij. Pas toen de Koreanen die zich door de hele bus heen hadden genesteld, uitstapten, konden we weer wat makkelijker ademen en werd de reis wat aangenamer. We hadden elf dagen de tijd om van startpunt Plav in tien fases weer terug te komen bij Plav: tien dagen wandelen en één rustdag. Strakke planning.
Dag 1: Plav – Vusanje (17,5 km wandelen en 10 km met 4WD)
De eerste wandeldag begint! Deze dag stijgen we 1140 m en dalen we 1080 m. Pittige klim dus, waarbij de rugzak van 13 kilo toch ook best even wennen is. In Nederland hebben we vooral geoefend in het bos, maar niet zoveel hoogteverschillen gehad. Dus eerlijk is eerlijk: het was best heel pittig om die heuvels en bergen op te komen.



Bergtoppen en rust
Maar, hoe cliché ook: het uitzicht was zo erg de moeite waard, dat ik die slepende stukken omhoog eenmaal bovenop de top weer was vergeten. Zweet gutste over het algemeen vrij veel, maar ook dat vergeet je snel weer als je stilstaat. Overal gigantische bergtoppen, uitgestrekte velden paarse bloemen en vooral: rust. Nauwelijks mensen, alleen maar groen en wij. Wauw. Onze eerste overnachtingsplaats bereikten we aan het einde van de middag. Een houten hutje met daarin vijf bedden, een douche en wc, meer heb je op dat moment ook niet nodig.
Feta, komkommer en tomaat
Ik vroeg de eigenaar of we ergens konden eten in de buurt, maar restaurants zijn er niet in deze kleine dorpjes. Gelukkig belde hij even met een guesthouse een stukje verderop en daar begeleidde hij ons mooi heen, zodat we daar konden eten. De moeder des huizes daar flanste in drie kwartier even een drie-gangen-diner in elkaar en wij genoten volop van de soep, feta, komkommer, tomaat (een welbekende en veel terugkomende combinatie tijdens de vakantie) en versgebakken brood.


Vallen en opstaan
Die eerste dag was er één met vallen en opstaan (vooral voor mij, want ik gleed een aantal keer uit op de rotsen), maar wel een mooie. Na het eten lonkte het bed naar ons en konden onze benen zich die nacht klaarmaken voor dag 2, want: 21,3 kilometer in het vooruitzicht.