‘Gaan we hier echt in de rij staan?’ Ik kijk mijn vriend vertwijfeld aan en richt mijn blik weer op de massa mensen voor ons. Oké, vooruit. Het is wel vet om in de Weense Staatsopera te kunnen kijken. En wat is anderhalf uur wachten nou eigenlijk?
We sluiten braaf achter in de rij aan. Zo’n tweehonderd mensen voor ons waren net zo gek, in de hoop een staplek te bemachtigen in de Staatsoper. De wachtrij zelf is al een attractie. Chinezen die stoïcijns op hun mobiel staan te kijken, Spanjaarden die tegen elkaar schreeuwen en een Russische vrouw die een gesprek met ons probeert aan te knopen in haar eigen taal. Helaas spreken wij weinig Russisch. Zodra de meute in beweging komt, onze tenen weer ontdooien en de rij langzaamaan korter wordt, voelt dat wachten helemaal niet zo lang meer.
Opera zonder uitzicht
Uiteindelijk komen we met gemak binnen. Tien euro handje contantje afrekenen en door. Helemaal bovenin, waar je niet verder omhoog kunt, daar zijn onze staplekken. Vanuit hier zie je vrijwel niets van de hele voorstelling, tenzij je stiekem op het trapje tussen de tribunes gaat staan. De mannen in rokkostuum en vrouwen in galajurken (die wel veel geld hebben betaald en dus een zitplaats hebben en alles zien) en de met fresco’s bedekte plafonds, zijn evengoed interessant om te bekijken.


Wedstrijdje tussen architecten
Dat sjieke en grootse van de opera kenmerkt de hele stad. Wenen heeft brede straten die brandschoon zijn en de gebouwen die eraan liggen zijn allemaal strak en goed onderhouden en veelal in klassieke bouwstijl gemaakt. Wanneer je over straat loopt, blijf je dus maar om je heen kijken, om niets te missen van al die grootsheid. Het lijkt alsof de architecten toentertijd een wedstrijd hielden wie het meest robuuste, artistiek verantwoorde en weelderige gebouw neer kon zetten.
Musea vol fresco’s en goud
Veel van die panden zijn nu musea. Bijvoorbeeld het Kunsthistorisches en Naturhistorisches Museum. Ze liggen recht tegenover elkaar aan de Maria Theresienplatz. Ben je een kunstliefhebber? Ga dan naar het Kunsthistorisches Museum. Alle grote Nederlandse meester schilders en Vlaamse meesters hangen daar. Het gebouw is van binnen behangen met goud, fresco’s en marmer. Overdaad is hier het juiste woord, maar ach: het is zo mooi om te zien.


Toch meer geïnteresseerd in de natuurwetenschap? Het Naturhistorisches Museum heeft een uitgebreide collectie dinosaurusskeletten, een expositie over de maan, herbergt bijzondere diersoorten én hoe kan het anders: dit interieur doet niet onder voor die van de overbuurman.


Echt of nep: de Wienerschnitzel
Als je in Wenen bent, kun je niet om de Wienerschnitzel heen. Maar pas op: ga dan wel voor de kalfsvariant, want de varkensschnitzel die ze het meest serveren in restaurants is de neppe schnitzel. Voor een échte Wienerschnitzel ga je bijvoorbeeld naar de Zwolf Apostelkeller. Hier hebben de obers nog nette witte blouses aan en een vlinderstrikje om hun nek. Kneuteriger kan het bijna niet, in een oude kelder met drie verdiepingen onder elkaar, maar knus is het zeker en de schnitzel is goed. Wil je iets meer reuring? Dan is Brewery Company 1516 een mooi alternatief. Altijd druk, een menukaart vol veel verschillende biersoorten en schnitzels. Helaas: wel de neppe.
Schloss Schönbrunn van buiten
Een stedentrip in Wenen zou zo een week kunnen duren, wil je alle grote musea zien en een tripje maken naar Schloss Schönbrunn, dé plek waar de film Sissi is opgenomen. Heb je genoeg van alle rijen en audiotours (zoals wij), dan zijn de tuinen rondom Schloss Schönbrunn al leuk om een uurtje doorheen te wandelen.

Neem de tijd voor Wenen
Belangrijk: las af en toe een pauze in. Koffiehuizen genoeg en een apfelstrudel of Sachertorte eten hoort bij de stad. Wil je niet al te lang in de rij staan? Koop dan van tevoren online een kaartje voor de toeristische attracties, scheelt je wachttijd. Die uren kun je goed gebruiken, want neem vooral de tijd voor Wenen: dat verdient deze stad.