Reizen·Wandelen·Web

‘Soms heb je moeite genoeg om jezelf te berg op te hijsen’: deel 5 en 6 van The Peaks of the Balkans

Zo tegen het einde van het jaar, blik ik altijd graag terug. Terug op mooie momenten, grote veranderingen, nieuwe ontmoetingen en op hoogte- en dieptepunten. Kortom: de laatste weken van het jaar maken veel herinneringen los. Eén van die momenten waar ik nog vaak aan terugdenk, is de wandeltocht in de Balkan. In de zomer, wandeltochten van 20 kilometer per dag maken. Afzien, maar ook trots zijn aan het einde van de dag. Mijn laatste blog ging over dag 4, de dag dat we bijna onze drie mannen kwijt waren geraakt. Totdat ze gelukkig om tien uur ’s avonds in het pikkedonker terugkwamen. Juist. Daar was ik.

Nou, gelukkig was de dag erna onze rustdag. De eerste dag dat we niet gingen wandelen, na vier dagen lekker de beenspieren getraind te hebben. De rustdag was in Çerem, Albanië, op een plek waar de tijd stil leek te staan. Geen bereik, geen dorp of stad in de buurt, geen stroom en dus: weinig prikkels.

Toerisme in de Balkan
Het gezin waarbij we overnachten, was een bezienswaardigheid op zich. De vader, een reusachtige man met een nogal norse uitstraling, had vijf jaar in Duitsland gewoond, dus hij kon redelijk Duits en probeerde zo met ons te communiceren. Dan waren er de vier kinderen die in het hoogseizoen in ieder geval flink mee moesten werken. Het jongste kind staat toeristen te verwelkomen aan het begin van de oprit, de twee oudste zoons deden hetzelfde, maar dan bovenaan de berg.

Moeder wast, kookt, jaagt de koeien aan het einde van de dag naar het hok en de dochter doet ongeveer alles mee: koken, afwassen, wassen, koeien opjagen. Een echt familiebedrijf. Alleen vader deed vrij weinig. Zitten en commando’s geven aan zijn gezin. Nog niet geheel geëmancipeerd dus, kwamen we gedurende onze rustdag achter. Toen we de volgende dag vertrokken voor onze vijfde wandeldag, ging het jongste kind ook een stuk mee als gids.

Benen strekken
Het voelde wel weer lekker om de wandelschoenen aan te hebben, die volgende dag. Er stond een route van 15,5 kilometer op de planning, naar Doberdöl, Albanië. De route leidde ons langs uitgestrekte velden met bloemen, dennen en weidse uitzichten over de bergen. Dat alles trok aan me voorbij, terwijl ik het altijd heet had (Combinatie van de zon en een backpack van 13 kilo). Zweet was een constante factor tijdens deze vakantie. En dan niet van: een klein zweetplekje, nee, meer van: het gutst langs je gezicht en je voelt alles plakken. Gelukkig kwamen we al vrij snel op de plek van bestemming aan: een dal met een aantal guesthouses die alleen maar gedurende de zomermaanden open zijn. In de winter is het hier uitgestorven.

Bij één van de guesthouses konden we met z’n vijven een hutje krijgen waarin vijf matrassen op de grond lagen. Alles is tijdens deze vakantie een stuk simpeler: je hebt wat minder hoge eisen aan je slaapplek, want je wilt vooral graag slapen na zo’n dag wandelen.

Hijs jezelf die berg op en niet praten
Een fijne douche, wc en eten; dat zijn dé levensbehoeften. We hadden al zo’n drie dagen geen enkel bereik, dus ook geen contact met de buitenwereld. Ik vond het niet zo erg, lekker rustig eigenlijk. Alles was je doet is: wandelen, drinken, puzzelen, schrijven, een spelletje en slapen. En dat herhaal je dan zo’n acht dagen. Af en toe kom je andere groepen tegen en daar liepen we dan soms een tijdje mee samen. Praten doe je ook niet de hele dag, soms heb je moeite genoeg om jezelf die berg op te hijsen en ben je blij dat je gewoon door ademt. Maar aan het einde van de wandeling, voel je die trots dat je weer een dag hebt gehaald. Dan verruil je die wandelschoenen voor lekkere slippers, en dan weet je: daar doe ik het voor. Dat maakt het het helemaal waard.

Geef een reactie