We hebben allemaal de behoefte om elkaar vast te houden, of alleen maar om samen te komen. Dan vergeten we onze kleine meningsverschillen en zoeken een zaak die ons allemaal bindt. We willen niet gevangen blijven in onze eenzaamheid. We luisteren naar een catchy slogan, gaan de straat op en staan op een plein-soms weken lang’.[1]
Deze quote is onderdeel van de expositie Reinventing Happiness, een onderzoeksproject in het Stedelijk Museum Den Bosch, waarin het museum met verschillende kunstenaars en museumbezoekers een zoektocht naar nieuwe vormen van sociaal en duurzaam geluk start. De tentoonstelling staat in het teken van de rol van geluk in onze hedendaagse samenleving. De manier waarop mensen met elkaar omgaan wordt in deze expositie onder de loep genomen. De kunstenaars willen hiermee een andere manier ontwikkelen om tegen het begrip ‘geluk’ aan te kijken. [2]
In zijn boek Gij zult gelukkig zijn! beschrijft Pascal Bruckner deze zoektocht naar geluk als een soort gebod. Alleen, dit gebod is meteen ook heel complex, want hoe weten mensen wanneer ze gelukkig zijn? En wat is hiervoor de norm? En waarom moet dat eigenlijk? Geluk is een vaag begrip volgens Bruckner en het veronderstelt dat mensen het beste uit zichzelf moeten halen en als dat niet lukt, is het aan henzelf te wijten. Het begrip geluk heeft al een hele geschiedenis van definities en kanttekeningen achter de rug, die hier nu allereerst zullen worden besproken.[3]
Het geluk door de geschiedenis heen
Zo creëerde Aristoteles al een definitie van geluk. Voor Aristoteles ligt het geluk in de eudaimonistische traditie van ethiek. Dit houdt in dat ‘geluk’ te vinden is in het hebben van een goed leven. Zijn geluksethiek beoogt een bloeiend leven, maar dit leven krijgt iemand niet zomaar. Het vereist een langdurig vormgevingsproces van de gehele persoon.[4]
Volgens Aristoteles houden geluk en bloei verband met handelingen, zijn ethiek is activistisch. Geluk is geen vorm van toeval of mazzel en ook geen vorm van genot, rijkdom of welzijn. Het gaat er bij Aristoteles niet om dat mensen slagen op één gebied door bijvoorbeeld heel rijk te worden, maar dat je als mens de praktijk van het leven op excellente wijze uitvoert en zo te worden wie je bent. Geluk betekent volgens Aristoteles: als mens gelukt zijn.[5]
Het idee van geluk dat in de Griekse oudheid zijn oorsprong vond, erkende het christendom vele jaren later in de vijftiende eeuw als een nastrevenswaardig doel. Het enige verschil: men legde het buiten het bereik van de mens. Geluk kon pas worden gevonden in het aardse paradijs of in de hemel. De mens moet als gevallen wezen eerst boeten voor de zonde van het bestaan en aan zijn verlossing werken. Geluk bestaat in een herinnering of in de hoop, maar nooit in het heden.[6].
In de zeventiende en achttiende eeuw ontstond er een minder strikte scheiding tussen geluk ervaren in het leven op aarde en in de hemel, ze werden meer met elkaar verbonden. Het leven van een christen was nog steeds gericht op het hiernamaals, maar de christen kon ook in het aardse het geluk meer ondergaan. Wel moest hij altijd letten op de gevaren van het genot en waren teveel verleidingen niet goed.[7] Als tegenstelling van het geluk noemt Bruckner het ongeluk. Dit is in de vorm van het lijden terug te vinden, volgens de filosoof Max Scheler: ‘Het lijden dient om het ware van het nietszeggende en het lage van het hoge te scheiden’. Dit lijden is volgens Nietzsche niet een verheffing van de mens, maar eerder het kweken van een gevoelloosheid en verbittering. [8]
Geluk in de Verlichting
Tijdens de Verlichting verandert de kijk op geluk.[9] Het is in de Verlichting juist in het hier en nu te vinden, in tegenstelling tot de eeuwen ervoor. De westerse samenlevingen zoeken vanaf die tijd hun geluk in het verbeteren van de wereld. Ze kunnen het aangename heroveren en het lijden is niet meer de enige samenvatting van de ervaring van de mens. Na de Renaissance realiseren mensen zich steeds meer dat materialistische en technische vooruitgang niet langer een straf is, maar juist een verbetering van hun leefomgeving. Zo wordt in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring vastgesteld dat ‘leven, vrijheid en het streven naar geluk’, tot de rechten van de mens behoren. [10]
Toch heeft dit verlichtingsidee van vooruitgang en gelukkig zijn ook een keerzijde volgens Bruckner. Het idee spoort mensen aan te streven naar geluk, maar het bestaat altijd in de toekomst, het is iets waar men naar toe moet werken. Het paradijs is altijd later. Daarbij is het kwaad dat plaats vindt, een fase van het goede volgens verschillende doctrines. En is het idee dat alle nare gebeurtenissen altijd bijdragen aan de ontplooiing van de mens gangbaar in die tijd. Hierdoor groeit de afkeer van het lijden, het neemt namelijk alsmaar toe en er is geen God meer waarnaar het volk zich kan wenden.[11]
Het geloof heeft wat dat betreft een stapje voor op de seculiere ideologie, want het hoeft niets te bewijzen. Het belooft iets dat niet aan mens of tijdgebonden is, het is het hiernamaals. Terwijl een seculiere ideologie juist alles moet waarmaken op deze aarde en daardoor de idealen die ze voorstelt ook nu moet verwezenlijken, met het risico dat dat niet lukt en mensen teleurgesteld worden.[12]
Geluk in de twintigste eeuw
Het begrip geluk loopt dus door ieder tijdperk en in iedere samenleving heen. In elke periode is er een andere voorstelling van geluk en scheidt het het plezier van het onaangename op z’n eigen manier. Gelukkig zijn heeft zowel te maken met het onmiddellijke genot, als met het zoeken naar nieuwe vormen van geluk en idealen.[13] Zo noemt Bruckner Freuds visie op geluk in Het onbehagen in de cultuur uit 1929. Deze houdt in dat gelukkig zijn niet in de schepping voorkomt, maar dat wat men geluk noemt voornamelijk voortkomt uit de plotselinge bevrediging van opgestuwde behoeften en alleen mogelijk is als voorbijgaand fenomeen.[14]
Ruim vijftig jaar later is het genot geïntegreerd in de samenleving, door onder meer de ontwikkeling van het consumptiesysteem waarin besteding en verspilling een belangrijke rol speelt. Daarnaast is in die periode ook het individu meer centraal komen te staan, in plaats van de gemeenschap. Iedereen is zelf verantwoordelijk voor zijn of haar geluk of de mislukking ervan. We moeten vooral niet vergeten gelukkig te zijn.[15] Gelukkig zijn is overgegaan van een recht naar een plicht, naar jezelf, maar ook naar anderen toe.[16]
De vijanden van het geluk
Geluk is volgens Bruckner een uitvloeisel van een bepaalde opzet, van berekeningen en afwegingen en het kan niet zonder contrasten. Zo’n contrast is de verveling. Als men eenmaal gelukkig en tevreden is, komt de verveling om de hoek kijken. Het verwatert als het ware in het alledaagse leven. Daarnaast heeft geluk ook een andere tegenstander: het lijden, waarmee de mens ook geconfronteerd wordt. Hier zouden de grote aardse ideologieën (socialisme, fascisme) nog gezien kunnen worden als vervangers van de grote godsdiensten om het menselijke lijden nog zin te geven.[17]
Zoeken naar geluk?
De valkuil van de zoektocht naar geluk, is dat men het geluk voorbij loopt zonder het te herkennen. Vaak wachten mensen op een wonder dat op een dag moet komen en dat ervoor zorgt dat men dan eindelijk echt gelukkig zal zijn. Deze gemiste kansen of onafgemaakte momenten, zijn voornamelijk voortgekomen uit angst of verlegenheid om het eigen lot een andere wending te geven.[18]
Hierbij zijn de mogelijkheden die mensen hebben en de voortdurend nieuwe potentiële vertrekpunten ook een valkuil. Het gevaar ligt hier in het feit dat mensen blijven denken aan alle mogelijkheden die er waren en die ze niet hebben benut. Toch zijn er juist ook manieren om het geluk als een stimulans te zien. Niemand zit vast aan zijn sociale en aangeboren omgeving, iedereen kan ontsnappen uit de omgeving en een nieuw leven beginnen. Alleen het idee al, kan zorgen voor een gelukzalig gevoel.[19]
Volgens Bruckner is geluk niet alleen genieten, maar ook de werkelijkheid onder ogen zien en de uitwendigheid. Hiermee bedoelt hij het rijk van verscheidenheid en onuitputtelijke opties. Desalniettemin zijn er grenzen aan deze onbegrensdheid van mogelijkheden. Niet iedereen kan astronaut worden of zangeres, want the sky is niet the limit. Het risico van alle kansen willen grijpen, is dat men helemaal misgrijpt. In de zoektocht naar een aangenaam leven moeten mensen genieten van het hier en nu, maar ook hun ogen en oren openhouden voor andere kansen, zonder helemaal door te schieten.[20]
Geluk en afgunst
Hoe gelukkig iemand is met zijn eigen situatie en leven, wordt vaak gemeten aan het geluk van een ander. Zo is het vaak fijn om ellende van anderen op televisie te zien, want dan weten mensen dat zij het zelf nog niet zo slecht hebben, niet omdat ze anderen het slechtste gunnen. Het wordt pas vervelend als de ander het beter heeft, dan kan afgunst en woede ontstaan.
In de democratische samenlevingen wordt iemand die de zaken goed op orde heeft, al snel verafgunst en wordt deze persoon al snel gezien als bevoorrecht. Dit kan gaan over het uiterlijk, het liefdesleven, materiele bezittingen of om een eigenschap die benijdenswaardig is. Teveel succes bij een ander is niet fijn om te horen, maar op teveel ellende zitten mensen ook niet op te wachten. [21]
De oorzaak hiervoor moet volgens Bruckner gezocht worden in de manier waarop geluk als een universeel einddoel wordt gepresenteerd. Dan verliest het aan inhoud. Niemand heeft een garantie op geluk, maar bij de buren lijkt het gras nou eenmaal altijd groener. Mensen ontzeggen zichzelf een goed leven, omdat ze denken dat anderen het beter hebben. Het geluk wordt een statussymbool en het is belangrijker te weten dat anderen niet gelukkig zijn, dan het zelf te zijn.[22]
Het advies van Bruckner is dan ook dat mensen meer naar hun eigen leven moeten kijken en bijvoorbeeld een kunstwerk dat nieuwe inzichten verschaft meer gaan waarderen en zich gaan omringen met mensen van wie ze energie krijgen. Mensen zouden gezelschap moeten kiezen dat hen inspireert en waardoor ze vrolijk worden en gepassioneerd raken.[23]
Reinventing Happiness
De theorieën over geluk en de plicht om gelukkig te zijn, worden in de tentoonstelling Reinventing Happiness aan de kaak gesteld. De manier waarop de maatschappij is georganiseerd en de integratie van geluk hierin, is volgens het kunstenaarsduo Sjaak Langenberg en Rosé de Beer gebaseerd op stilzwijgende afspraken en conventies. Met hun expositie ‘Nieuwe Omgangsvormen’, een onderdeel van Reinventing Happiness, willen ze bezoekers van het Stedelijk Museum Den Bosch aanzetten tot nadenken en gesprekken op gang brengen in het museum.[24]
Het kunstenaarsduo plaatste in de expositieruimte grote kartonnen borden, met daarop quotes, televisieschermen met TEDtalks over geluk, columns en andere verhalen over zoeken naar geluk (zie afbeelding 1). In plaats van de suppoosten die normaal gesproken de museumzaal bewaken, voerden zij de ‘Supersuppoost’ in. De ene dag was dit een filosofe, de andere dag een theatermaker. Deze suppoosten gaan in gesprek met bezoekers over gelukkig zijn en creëren zo ook nieuwe omgangsvormen.[25]
Verschillende vormen van geluk
In de tentoonstelling staan verschillende gebieden centraal waarin geluk gevonden kan worden in de maatschappij. Zo is er een bord waarop duurzaamheid en geluk wordt uitgelegd, op een ander bord staat het thema consumentengedrag en materialisme centraal en een aantal borden bevatten quotes, verhalen en filmpjes over nieuwe omgangsvormen in de publieke ruimte en over samen zijn.
Zo staat op een bord de quote: ‘Our need to connect with other people is even more fundamental, more basic, than our need for food and for shelter’[26]. Dit bord gaat over de essentie van het samenzijn met anderen. Voor het bord staat een bank met daarop een dekentje gelegd. Aan het bord is een televisie bevestigd en daarboven staat geschreven dat uit een Fins onderzoek van het Wereld Natuur Fonds genaamd Politics of Happiness, is gebleken dat mensen gelukkiger worden als ze dingen samen doen. Daarom bedacht het kunstenaarsduo voor deze expositie dat bezoekers samen op de bank een film kunnen kijken die gaat over samenzijn.
High Five
Sjaak Langenberg en Rosé de Beer willen in hun expositie ook de omgangsvormen in de publiek ruimte aan de orde stellen. Het contact in een restaurant of in de trein is tegenwoordig heel beperkt. Door voorbeelden te laten zien in hun tentoonstelling van omgangsvormen die verrassend zijn, laten ze zien dat mensen door iets heel kleins te doen, al een geluksgevoel kunnen oproepen bij anderen.[27]
Op de borden over ‘nieuwe omgangsvormen’, hangt bijvoorbeeld een televisiescherm, waarop een fragment van het collectief Improv Everywhere wordt afgespeeld, waarbij een man genaamd Rob iedereen in een metrostation in New York op de roltrap een high five geeft (zie afbeelding 2). De reacties op de gezichten van de mensen, zijn de kleine momentjes waarover Langenberg en De Beer het hebben: even een geluksgevoel creëren bij onbekenden.
Moraalfilosofe Ann Meskens
De tentoonstelling is dus een reactie op de rolpatronen in de huidige samenleving en vervangt deze door improvisatie en doen. Naast dat er grote witte borden in de expositieruimte staan opgesteld, lopen er ook supersuppoosten rond die de bezoekers aanspreken over de expositie en zo conventies doorbreken. Eén van deze supersuppoosten is Ann Meskens, zij is een moraalfilosofe die schrijft over het leven en overleven in de postmoderne tijd.
In een gesprek in het museum vertelt zij over haar definitie van geluk en haar rol als supersuppoost. “Geluk is vrij hoog gegrepen. Het is een complex geheel van factoren. Het verschilt natuurlijk per persoon, maar voor mij is het tijd voor jezelf, vriendschap en liefde. Zoals Plato ook zei: de balans tussen gezin en werk is heel belangrijk. Ook al vervallen mensen vaak in clichés over geluk, ze zijn wel waar.”[28]
Het probleem met geluk in de hedendaagse maatschappij is volgens Meskens dat er teveel mogelijkheden zijn. “Doordat we meer vrijheid hebben, zijn er ook meer obstakels. Er zijn zoveel verwachtingen, waardoor het moeilijker wordt om tevreden te zijn met wie je bent en wat je hebt.”
Haar rol als supersuppoost is volgens Meskens een goede manier om mensen zich bewust te maken van hun omgangsvormen. “Ik spreek zelf mensen aan die rondlopen in de expositie. Er zijn onuitgesproken codes hoe je je gedraagt in een museum en daar hoort ook bij dat je iemand niet zomaar aanspreekt. Ik ging bijvoorbeeld naast mensen staan om te kijken wat hun reactie was, maar ze deden niks. Pas toen ik recht voor ze ging staan, hadden ze door dat ze misschien konden reageren op me.”
“De context van een museum nodigt minder uit om in contact met anderen te komen, als bezoeker ben je in dialoog met de kunst. Het is meer individueel. Daarom is deze expositie zo goed om te laten zien het ook anders kan.” Volgens Meskens moet de manier van omgang in de samenleving veranderen. Mensen moeten spontaner worden en elkaar weer gaan groeten, vindt ze. “Als je wilt dat we elkaar meer gaan waarderen, moet iemand het voortouw nemen. Niet denken een ander groet ook niet, maar het zelf doen”, concludeert ze.
Conclusie
In de hedendaagse samenleving wordt geluk vinden en gelukkig zijn steeds meer gezien als een gebod, als een plicht die vervuld moet worden. Waren mensen zich vroeger ervan bewust dat het een voorrecht is om gelukkig te zijn en was het een streven om in het hiernamaals te mogen beleven, steeds vaker is het nu zo dat er een druk ligt op het gelukkig zijn en op het beter en meer hebben dan een ander. De expositie Reinventing Happiness laat zien dat geluk in veel verschillende aspecten van de samenleving zit en dat er ook andere manieren zijn om geluk te creëren. Bijvoorbeeld door weer met elkaar te praten en door in contact te komen met een ander.
Ook pleit moraalfilosofe Ann Meskens voor meer waardering voor iemand anders en voor het eigen geluk. Hoewel geluk voor iedereen verschillend is in de hedendaagse samenleving, is het van belang stil te staan bij de gelukkige momenten en niet jezelf voorbij te hollen en achteraf te denken: ‘had ik maar iets langer en eerder beseft wat een geluk ik had.’
[1] Z. Bauman. Interview Filosofie Magazine. Expositie Reinventing Happiness. Stedelijk Museum Den Bosch (2014).
[2] S. Langenberg en R. de Beer. Reinventing Happiness. Stedelijk Museum Den Bosch (2014).
[3] P. Bruckner. Gij zult gelukkig zijn! (Boom Amsterdam, 2002).
[4] J. Dohmen. Expositie Reinventing Happiness. Quote uit: Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor een moderne levenkunst. (AMBO, 2007) 69-70.
[5] Dohmen: Reinventing Happiness, 2014.
[6] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 20.
[7] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 25-26.
[8] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 28-33.
[9] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 32-33.
[10] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 36.
[11] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 39.
[12] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 39.
[13] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 41.
[14] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 46.
[15] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 47.
[16] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 49-51.
[17] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 43.
[18] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 102.
[19] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 103.
[20] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 105.
[21] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 106.
[22] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 107.
[23] Bruckner: Gij zult gelukkig zijn, 109.
[24] S. Langenberg en R. de Beer: Reinventing Happiness.
[25] S. Langenberg en R. de Beer: Reinventing Happiness.
[26] Matthew D. Liebermann. Expositie Reinventing Happiness . Stedelijk Museum Den Bosch (2014).
[27] S. Langenberg en R. de Beer: Reinventing Happiness.
[28] S. Vos. Interview met Ann Meskens in het Stedelijk Museum Den Bosch, 27 maart 2014.